Zes ellenlange kilometers mollengang onder de Westerschelde. Grauwe muren, watervlekken alsof het gelekt heeft; geen koek en zopie. Ook geen terrasje om even uit te blazen. Alleen grauwgrijze pijp en dikke SUV’s met rood-wit nummerbord die je voorbij scheuren. Vooruit alleen rode lampen en we zijn niet eens in het Haagse wijk zeven. In het daglicht aan de overkant bereid ik me voor op een uurtje van lange, rechte wegen in een leeg landschap. Niks te zien en klaarblijkelijk niks te doen. Soms springt er een rotonde voor je wielen en hebben je handen en je rechtervoorpoot iets te doen. Voor de rest blijft het staren over het platte landschap.
‘Waar onder de wolken de mensen dwergen zijn. Waar de dagen gaan in domme regelmaat en de bolle oostenwind het land nog vlakker slaat.’ (courtesy: Mon Plat Pays; Jacques Brel & Ernst van Altena – 1962)
Pffff… rotonde! Het rood-witte nummerbord achter me plankt zijn accélérateur en scheurt met brullende moteur voorbij in zijn haast om twintig seconden eerder te arriveren. Moet hij weten. Ik draai een dijk op. Een lange rechte dijk, geflankeerd door slanke populieren en voorzien van noodzakelijke gaten in het asfalt om het voorbij stormende verkeer in toom houden. Afijn, het is de kortste weg naar Sluis en ik vind tachtig per uur snel genoeg. Oei, je mag hier maar zestig. Nou ja, whatever.
Bij De Keure staat een bekend vrolijk gezicht op me te wachten. Kevin Vermeulen, de uitbater, heeft er weer zin in. ‘Het eerste bakkie koffie is van mij, hoor.’
Prima toch. Dank je Kev. En cheers. Dat had ik net nodig na die beproeving.
De Zeeland Darts Masters kunnen van start want “joers troelie” is na een jaar of twee uitstel, ook aangekomen. De begroeting door de Sterk Darts Crew is als altijd vrolijk en vol vriendschap. ‘Hé Cees, ben je afgevallen, joh?’ Huh, waar gaat dat nu weer over?
‘Ehh, van de trap misschien? Nee hoor, geen idee. Volgens mij niet.’
De volgende morgen spring ik vanuit mijn bed op de weegschaal en wat denk je? Vier en een halve kilo lichter dan de laatste keer. How ken dat nou? Zal wel door het lekkere Kerstdiner zijn gekomen.
‘He’s’ en ‘Hallo’s’ van iedereen die ik alweer een poosje niet had gezien. Altijd gezellig en gastvrij daar in De Keure. De toernooien op de zaterdag en de zondag worden er vlot doorgedraaid en om me heen kijkend zie ik maar één onweersgezicht. Hij zal wel lens gebeukt zijn door de aanhoudende triples die hij van mij om zijn oren kreeg. Of misschien had hij het gewoon koud; dat kan ook. Speelsgewijs had ik niet een van mijn beste weekenden. Laatste 64 en laatste 32 waren mijn eindstations. Maar we hebben een hoop lol gehad, mijn vrienden en ik. En daar gaat het uiteindelijk om.
In maart zijn er ook toernooien in De Keure. Kijk er al naar uit. Misschien dan met een warme zon over het vlakke Vlaanderenland?
Cees van Leeuwen.
Wanneer ik Karin naar haar werk transporteer, zien we onderweg vier mannen in camouflagekostuum uit zo’n stadse vrachtauto stappen. Je kent ze wel. Een cabine waar zes man in past, een open laadbak, wielen van bijna een meter hoog, voorzien van terreinbanden en een motor waarmee je een volgeladen trein van drie kilometer lang kunt voortsleuren. Nog nooit gezien? Moet je eens in de grote steden gaan kijken. Daar zijn ze populair onder mensen die denken dat ze hiermee indruk maken. Afijn, die vier gecamoufleerde gasten stappen uit, steken de weg over en maken zich klaar om het land in te trekken.
‘Hè’ zegt Karin. ‘Wat gaan die dan doen?’
‘Jagen.’
‘Op wat dan?’
‘Konijnen, hazen, fazanten. Die beesten hebben het ook koud in deze tijd van het jaar. Daarom worden ze afgeschoten, dan krijgen ze het lekker warm. In restaurants en zo.’
‘Oowww, ze schieten toch geen hertjes?’
‘Wel, soms krijgt dat soort lui een speciale vergunning om herten af te schieten. Maar, dat is alleen wanneer ze ernstige overlast veroorzaken. Bijvoorbeeld als ze teveel samenscholen op straathoeken en dergelijke. Hangherten worden ze dan meestal genoemd.’
‘Hou op’ zegt ze.
We zijn inmiddels buiten het dorp en rijden over de rondweg naar het volgende dorp wanneer er plotseling een grijsbruine flits voor mijn auto langs schiet. Ik ga gierend in de remmen, kijk tegelijkertijd in mijn spiegel en dank de goden dat er niet toevallig iemand achter me rijdt. Het hijgend hert, de jacht ontsprongen, is inmiddels over een sloot gehuppeld en verdwijnt over het bouwland richting de mistige verten.
‘Weet je toevallig wat we vanavond bij het kerstdiner te eten krijgen, lief?’
‘Volgens mij reerug en hazenpeper. Hoezo?’
In gedachten verzonken rijden we verder richting het restaurant waar mijn lief werkt.
Kerstavond is inmiddels alweer lang geleden. We zitten weer in een nieuw jaar en worden getrakteerd op andere moderniteiten. In mijn jeugd was oudjaar een gewone dag waarop je werkte, of vrij was als je geluk had. ’s Avonds kroop je met familie en vrienden gezellig bij elkaar, vierde een feestje of keek naar een gezellige show op de teevee. Om middernacht deelde je beste wensen en dan ging je naar buiten om vuurwerk af te steken.
Tegenwoordig verandert het hele land overdag in een regelrechte oorlogszone en vergaat horen en zien je gedurende de komende vijf of zes uur. Nederland, het enige land waar een oorlog geïmiteerd wordt om een nieuw jaar in te luiden.
Ik had maar zestig Euries in de oudejaarsloterij. Weer niet genoeg om naar mijn eiland in de Stille Zuidzee te verhuizen. Sjips! Maar ja, dat werd weer goedgemaakt door de hilariteit rond een rugbyspeler die dacht je bij het darten een koptelefoon nodig hebt om je pijlen terug te vinden.
En weer verder. Op 2 januari is mijn rekening alweer leeggeplukt door de hebberige instanties en staan we weer met twee benen op de grond. Het gewone leven is weer begonnen. Gelukkig en voorspoedig 2023 vrienden.
Cees van Leeuwen.
‘t Is alweer een maand geleden sinds mijn laatste post en in de tussentijd hebben er veel wereldschokkende zaken plaatsgevonden. De baas van mijn lief heeft de zaak voor een maandje gesloten, zodat hij met zijn familie een Caraïbische cruise kon maken. Helaas was dit een paar dagen te laat voor Karin om in het Goudenregen-team de laatste BBC-wedstrijd van dit jaar mee te maken. Maar, dat werd ruimschoots goedgemaakt door een uitnodiging van onze goede vriend Nick Rolls om deel te nemen aan de Winmau World Masters en aanverwante toernooien.
Assen, een lang weekend met een tekort aan koelvloeistof (oepsie!). Een aantal oude vrienden, waaronder Paul Lim en weer wat nieuwe, zoals Kiefer Durham uit Ontario, Robert Mercer en dochter Madison uit Alberta en Stephane Cavalin en zijn zoon Sacha, uit St.-Nazaire. Die leerde ik kennen via Thibauth Tricole. Mijn tweede “oepsie!” van het weekend. Ik ben zo’n twaalf jaren gepensioneerd en heb daardoor al twaalf jaar geen persoonlijk contact gehad met Frans sprekenden. Dat werd dus anderhalf uur geconcentreerd luisteren naar een eerste klas ratelaar. Afijn, mijn Frans is weer een beetje up to date en ik snap nu ook waarom Thibauth plotseling iets anders te doen had.
Maar, de Winmau World Masters ging niet alleen over het darten. Wat mijn liefje overigens wel naar verwachting deed wanneer je bedenkt dat ze in ruim drie jaren geen wedstrijd heeft mogen spelen, door haar werk. Nee, de Winmau ging deze keer ook over lekker eten en de viering van haar verjaardag op de zaterdag. Het slachtoffer van die viering werd Restaurant Ponderosa, een Roemeens georiënteerd etablissement. We hadden hier op de donderdag daarvoor al een heerlijke hap genoten en besloten dit op de zaterdagavond nog eens over te doen ter viering van haar heugelijke dag. Het was geweldig! Heerlijke voorafjes en een superbe hoofdgerecht, omlijst door bier en wijn en vrolijke personeelsleden. Kortom, een perfecte avond. Dat belooft wat voor volgend jaar. M’n schoonmoeder wordt vijfenzeventig, Karin wordt vijftig en we zijn vijfentwintig jaar getrouwd. Een maand na Karin, in 2024, word ik zelf vijfenzeventig. Lekkââhh bezûûgghh toch?
Goed het leven gaat verder en we zitten in de tweede helft van december. Het hoogtepunt is het WK van de PDC en mensen die je al of niet wilt aanmoedigen. De helft van de deelnemers vertrekt weer onverrichter zake en de andere helft gaat steeds voor vijftig procent door tot er maar één over is. There can be only one! Die wordt dan tot Wereldkampioen gekroond. We zitten dan alweer in 2023 en bijna aan de vooravond van de Dutch Open. Wacht, wacht! Daarvoor zitten de Sterk Darts Beauty Plaza Darts Masters bij Kevin in Sluis en mijn verjaardag. Waar ik die ga vieren is een goed bewaard geheim, maar het zal waarschijnlijk onder het genot van grote warmte zijn.
Voor nu, voor iedereen die ik ken, of niet ken: Veel geluk, liefde en plezier en een fijne jaarwisseling gewenst, ook namens Karin en onze katjes.
Cees van Leeuwen.
Een Goth loopt voorbij. Zwarte kleding, zwarte schoenen, bleek gezicht met make-up als Amy Winehouse; de glimlach op haar gezicht in star contrast met de somberte van haar uitdossing. Het mooie weer zal er wel iets mee te maken hebben. Of komt het doordat ze in mooi Nederland woont?
Een fris briesje om mijn oren maakt het goed toeven op een favoriet terras in het hart van Vlissingen. Mijn gedachten dwalen af naar gisterenavond en een partijtje darts tegen Chris. Een leuk partijtje? Nee, want spelen tegen Chris is tegenwoordig niet meer zo grappig. Hij heeft dartritis en is daardoor gefrustreerd. Steevast smijt hij zijn derde pijl zonder focus of concentratie richting het bord. Zijn reactie is logisch. Om iedere keer aan te zien hoe zijn pijlen niet uit zijn hand wensen te komen, om daarna zo snel mogelijk ergens rond te gaan hangen waar hij ze helemaal niet wil zien. Soms zelfs op de grond. Ik zou er horendol van worden. Hij ook, aan zijn reactie te zien. Het maakt het er niet leuker op, want uiteindelijk is je vrije avond voor een gezellig partijtje in het café en niet om je kapot te ergeren. Bovendien maak je het er voor je maten ook niet leuker op. De vraag is alleen: Wat te doen? Ik heb vaker gevallen van dartritis gezien en iedere keer komt het neer op dezelfde conclusie:
“Weet ik veel wat ik eraan moet doen.”
Dartritis komt in mijn beleving in verschillende vormen. Het is niet alleen het probleem van het loslaten van de pijl. Soms verdwijnt je vers opgebouwde concentratie als water in de Sahara op het moment dat je wilt gooien. Je focus verliest het mikpunt en je ogen zien alles behalve het plekje wat je wilt raken. Je brein vertelt je dat je helemaal niet wilt gooien. Op dit punt neemt je routine het over en de schade lijkt beperkt. Maar laat je niet voor de gek houden. Je gaat dit heus niet meer winnen.
Ze zeggen dat het mentaal is, maar als slachtoffer heb je daar niets aan. Je probeert van alles om uit het tranendal te komen. Sneller gooien, als het lukt. Langzamer gooien, als het lukt. Gooien, als het lukt.
De een neemt propjes papier, zijn huisdier, de buurvrouw en gooit ermee naar de prullenbak. Iemand probeert andere pijlen; misschien helpt dat. Zou het wijzigen van je gooitechniek een optie zijn? Misschien, maar door je moedeloosheid begint het spelletje je een beetje te vervelen en ga je rare verhalen op het internet plaatsen. Stel je voor dat een specialist je geweeklaag ziet en een oplossing aandraagt.
Hoe dan ook, zelf ken ik maar één oplossing. Stug doorgaan, want uiteindelijk is het geen wet van Meden en Plichtigen dat je handicap eeuwigdurend is. In de straat zie ik de Goth weer. Nu met een vrolijke lach op haar gezicht. Zou ze door hebben dat alles niet zo zwart is als het lijkt? Ik bestel nog een Pino’tje Grijs.
Cees van Leeuwen.
Ik ben al eeuwenlang fan, maar om naar een dartswedstrijd te gaan zitten kijken terwijl ik zelf mijn darts kan oefenen, trekt me niet. En alhoewel ik toch wel eens een blik naar het scherm gooi, kan ik soms een gevoel van ergernis niet onderdrukken.
‘Waarom dat dan?’ klinkt het vanuit de coulissen.
Vanwege dat vermaledijde verlate vlaggen van kantlijnrechters.
Ik heb me laten vertellen dat dit wordt gedaan om het misbruik van de tv-beelden door de VAR te bevorderen. Sorry hoor, maar ik kan er helemaal in meegaan wanneer je voor het beeldmateriaal één of twee seconden later vlagt dan normaal om een beter beeld van de situatie te krijgen. Maar, om te wachten tot er een dubbel is gegooid, de speler gedoucht heeft en in de bus naar huis zit, vind ik toch wel enigszins overdreven.
In sommige bounce-out situaties laat die kantlijnrechter de spelers tientallen ogenblikken zwoegen om te proberen hun pijltje terug te vinden. Dan, wanneer ze denken hem terug te hebben, staat hij met zijn vlaggetje te wapperen om te vertellen dat er verkeerd geteld is. Dit levert onnodig veel energieverlies op, toch?
Zou die linkerd niet door hebben dat dit de speler veel moeite kost? Zou hij zich realiseren dat oververmoeidheid als gevolg van zijn gebrek aan vroegere actie, teveel energie kost? Waarschijnlijk niet, of hij heeft er lak aan. In welk geval ik graag zou zien dat de man hoofdelijk aansprakelijk gesteld wordt voor het oplossen van deze buitensporige vermoeidheids veroorzakende situaties. Afmatting als gevolg van zijn beslissing om zo’n arme speler zolang over de grond te laten kruipen om zijn pijltje te vinden. Om nog maar niet te spreken van de kosten die gepaard gaan met de ergernis van het publiek. Uit pure frustratie gooien ze thuis met huisraad naar de kijkkast en maken zodoende serieuze kosten.
Iemand zou een kort geding tegen de organisaties moeten beginnen om te komen tot een compensatie voor de gigantische kosten die gemaakt worden om zo’n darter rond te laten strompelen. De compensatie wordt dan een vergoeding als er overmatige energieverspilling geconstateerd wordt.
Waarom? Omdat uitgesteld wapperwerk leidt tot irritatie. Spelers tonen al meer dan genoeg inzet wanneer het gaat over het imiteren van een kudde stervende zwanen, of het nadoen van het resultaat van een gehaktmolen. Wacht, wacht! Dat betreft een sport met ballen, niet met pijlen.
Als je iemand nodeloos twintig tot dertig ogenblikken laat zoeken naar hun pijl, is het hek toch van de dam. Oké, oké, ik begrijp dat dit iets oplevert voor verpleegsters, fysiotherapeuten en psychoanalitici. Maar vergeet niet dat het hierdoor verplichte overmatig bemoederen door de sponsor ook bij hem veel stress zal veroorzaken. Hij heeft zichzelf niet meer in de hand en reageert nodeloos streng op het arme, geplaagde knulletje dat het toch al zó moeilijk heeft dat hij in eigen achterpoot gooit.
Nee, ik denk dat dartsorganisaties eens flink aangepakt moeten worden over die rare beslissing om overwerkte wereldsterren onnodig over een podium te laten kruipen. En dan heb ik het nog niet eens over de koppijn die het bord krijgt van al dat concentreren op situaties die nooit gaan komen.
Cees van Leeuwen.
Vanaf het balkon, een kreet ‘Cees, hoe laat ga je darten?’
‘Een uurtje, denk ik. How so?’
‘Geef je de poesjes eerst nog eten?’
‘Kunnen ze dat zelf niet pakken? Laat maar, ik wilde ze net roepen. Kleintjûûhhh! Vanvetkleppenstein! Etûûhhh!’
Op de trap klinkt ‘Roffelderoffelderoffel’ als Kleintje naar beneden komt gestormd. Ze racet de woonkamer in, maakt al glijdend over het parket een haakse bocht richting de keuken om tot de ontdekking te komen dat ze me in haar haast om bij de lekkere hapjes te komen, voorbij is gerend. Ze komt gierend tot stilstand, kijkt verwilderd om zich heen, ziet de twee blauwe etensbakjes in mijn handen en besluit zich al heupwiegend mijn kant op te verplaatsen. Ik roep nog eens ‘Bollieieie!’ (niet te verwarren met Alex Boldewijn, want ik vermoed dat hij niet zo wild is op een blikje Gourmet Gold met kip) en na verloop van een paar seconden hoor ik ‘bonk, bonk, bonk’ op de trap. Madame Bollie komt afgedaald vanuit haar boudoir waar ze net een heerlijk tukje heeft gedaan. De dames zetten zich neer en kijken verlekkerd naar de hapjes in mijn handen.
‘Dames’ begin ik. ‘Leuk dat jullie zo snel zijn, maar we hadden de afspraak dat je eerst mijn shirt en dartpijlen klaarlegt voordat er gegeten wordt. Of dacht je dat ik die zelf ga pakken? Eerst mijn spullen halen, dan gaan we eten en daarna gaan we trainen. En vandaag geen bier. Ik ben dat bezopen gedoe van jullie meer dan zat.’
Na gezellig gedrieën onze bakjes te hebben leeggeslobberd verplaatsen we ons naar de woonkamer. Bollie en Kleintje beginnen alvast aan hun gebruikelijke oefeningen; het voor de voeten van het baasje lopen en het trekken van aandacht door knalhard te gaan lopen miauwen. Ze hebben weer te weinig lekkers gekregen en bedelen om meer. Het liefst iets uit een van die kleine zakjes uit het keukenkastje.
Wat oefenpijlen richting het bord en dan start ik een spelletje eeuwigdurend 201. Ik kan daar urenlang mee bezig zijn omdat ik niet eerder stop dan het moment dat een derde pijl in een dubbel ploft. Zolang ik na het ploffen nog een pijl in de hand heb, mag er niet gestopt worden en verplicht ik mezelf om door te gooien vanaf 201. Al doende en al struikelend over bedelende katten, maak ik hiermee redelijk wat uren aan het bord. Bij het finishen probeer ik mijn pas gekregen bijnaam waar te maken.
Is het lastig? Pijlen gooien met katten voor je voeten is lastig. Toen ik nog tenpin bowlde, deed ik ook iets dergelijks. Mijn vaste trainingstijd was de woensdagmiddag wanneer alle lagere schoolklassen uit Middelburg op de andere banen aan het spelen waren. Waarom die tijd? Probeer eens een goede focus op te bouwen met vijftig of zestig gillende en heen en weer rennende schoolkinderen om je heen. Mijn record tijdens zo’n sessie? Zeventien strikes op rij. Bollie legt een voorpootje op mijn been. ‘Sorry Bol, ik komperan.’ En verder.
Cees van Leeuwen.
Het weerbericht voorspelt mooi weer met lammetjes en hier en daar een schaap. Moet ik de fiets weer eens pakken? Tenslotte moet hij ook wel eens uitgelaten worden. Altijd in die donkere schuur bivakkeren doet niet veel goed voor je geestesgesteldheid. Je wordt er zo gek als een fiets van, of was dat een deur? Die kom je buiten ook niet zo snel tegen. Zeker niet op een mooie dag als vandaag.
De koperen ploert staat al vroeg koperig te ploerten en belooft heerlijke warme uren onder een parasol. Het mannetje van de radio beweert dat de zonnekracht van niveau zes wordt en dat we daarom niet te lang onder de blote sterrenhemel moeten gaan zitten. Jazeker, de sterrenhemel. Of dacht je dat die alleen in de donkere uren bestaat?
Nu ik toch aan bruin zit te denken, eerst maar eens koffie drinken en een beetje trainen, daarna zie ik wel verder. Ik kan me er de laatste jaren niet toe bewegen om eens lekker in de zon te gaan liggen om bruin te worden. Twee zaken weerhouden me daarvan. Ten eerste het liggen in de zon vind ik tijdverspilling en daarnaast dat bruin worden. Daar geef ik dus helemaal niets om. Op de televisie, op 192-TV, zingt Lucille Starr uit Manitoba in Canada ‘Quand le soleil dit bonjour aux montagnes’ en nostalgie overspoelt me als een tsunami. Haar woorden doen me denken aan de vroege morgen die valt over de mountains; de Dutch mountains. Dat zullen dan wel de duinen aan het hiernaast gelegen strand zijn en ik krijg het gevoel dat ik toch richting het zonnebaden geduwd wordt. Zal ik het doen? Nee, laat maar. De laatste keer dat ik ging zonnebaden was op een strand in Ixia, Rhodos. Na drie kwartier onder een parasol te hebben gelegen stond mijn hele lijf onder de blaasjes in de kleur van een tomaat die net begint te rijpen. Ik had verkoeling nodig! Dan maar terug naar het appartement, om een beetje in het zwembad rond te spartelen.
Ik merkte wat vreemde blikken op toen ik met een sierlijke duik mezelf te water begaf en alle moeders sleurden in paniek hun puppies uit het bad. Ze keken vol afgrijzen naar die kennelijk besmette man die hun paradijsje aan het contamineren was. Aan de blikken te zien had ik geluk dat ik niet met pek en veren bedekt, op een spoorstaaf het dorp uit ben gegooid. De hogelijk intelligente goegemeente was er blijkbaar van overtuigd dat een zonneallergie een besmettelijke aandoening is. Dat het bestreden kan worden met het sabbelen van Urtizon parels en het smeren met Calendula was kennelijk nog niet ingedaald. Zonneallergie is vervelend en het jeukt als de takken. Daarom ben ik niet zo’n liefhebber van het nobele zonnebaden. Doe me maar een goed glas Chardonnay, een stevige schaduw, een dartbord en drie pijlen. Nog iets te knabbelen erbij en ik ben helemaal tevreden. Ik zal het terras van een dartcafé maar eens op gaan zoeken.
Cees van Leeuwen.
Senior? Nestor? Het klinkt allebei goed. In mijn geval, waarschijnlijk als gammelste van de aanwezigen, is het een goeie weergave van mijn lijfelijke situatie en het feit dat ik de dubieuze eer had om werkelijk de oudste te zijn.
Een eerder gemaakte opmerking had niet de uitwerking die ik voor ogen had. Een grapje draait uit op een uitnodiging en een wildcard leidt tot een grandioze dag in zonnig Gelderland.
Een beetje te zonnig, naar mijn mening. Wees blij dat je dat podium niet op hoefde. Maar ja, zelfs die ouwe Romeinen wisten al te vertellen dat het Bataafse klaagkonijn altijd wel wat te zeuren heeft. Daar gaat dit natuurlijk niet over. De eer is waar ik het over heb. De eer om uitgenodigd te worden voor een klein maar fijn festijn ter ere van een langdurige liefde voor de sport. Uiteindelijk is dat waar het om gaat. Je begint eraan, je vindt het leuk en je blijft het heel lang doen om uiteindelijk te worden geëerd met een bijeenkomst van lotgenoten. Dat verschillende van die lotgenoten bijna vijfentwintig jaren op me achter lopen in ervaringen, is niet echt van belang. Uiteindelijk gaat het gewoon om het gebaar.
Ik had gehoopt op een revanche voor mijn laatste Open De Belt-toernooi, maar het mocht niet zo zijn. Ronny Huijbregts is en blijft een maatje te groot voor me. Het feit dat ik de avond tevoren mijn rug op deskundige manier had verziekt, is helemaal bezijden de kwestie. Ik schrok echter wel toen ik de dag erop het filmpje van ons optreden zat te bekijken. Een snelle analyse van mijn houding en afwerking van de worp leidde tot een absolute nul. Ik denk dat ik onderbewust het idee had dat fysieke problemen er niet toe doen wanneer je iets graag wilt. Vergeet het maar. Als John Sterk me nog eens voor zoiets uitnodigt, voel ik me verplicht om me eerst vol te stouwen met opbeurende medicamenten. Al was het alleen maar om de schijn hoog te houden dat mijn atletisch lijf nog wel vijftig jaar op wereldniveau mee kan doen.
Een Deense prins heeft het al eens eerder gezegd: “To meedoen, of not to meedoen. Dat is de kwestie.” En het belangrijkste, zou ik eraan toevoegen.
Ik heb maar één helft kunnen zien omdat ik nog een kleine 140 kilometer terug moest lopen om nog wat me-time door te kunnen brengen met mijn lief, maar ondanks dat was het toernooi heel leuk en zeker een vervolg waard.
Twaalf heren en vier dames hadden de reis vanuit verre uithoeken van Nederland en België ondernomen om acte de présence te geven aan de oproep om mee te doen aan een uitstekend georganiseerd toernooitje. Twaalf heren en vier dames die volgens mij stuk voor stuk aan een volgende editie mee zouden willen doen.
Om een balletje op te gooien richting de organisatie nog een suggestie om het toernooi wat op te leuken. Misschien een rookruimte in de open lucht?
Cees van Leeuwen.
Plokk!!! Twee centimeter naast mijn hoofd zie ik fel gekleurd plastic, met daaraan een stuk metaal met een gemeen uitziende punt in de muur steken. Het is een niet dragende tussenmuur en de dartpijl blijft eenvoudig in de gipsblokken hangen. Een tweede pijl landt naast mijn hoofd. ‘Je kunt ook niets met die lompe poten van je!’ hoor ik. ‘Je zou zelfs geen bijziende olifant kunnen raken met die X-poten’ moppert Kleintje tegen Bollie die van een afstandje van een meter of twee haar derde pijl optilt om hem naar mijn hoofd te slingeren. Ik wacht haar actie niet af en spring opzij naar de veiligheid van een open deur. ‘What the f***?’ schiet het door mijn hoofd. ‘Mijn poessies gooien met pijlen? Naar moi? Zijn ze nu helemaal van de pot gepleurd? ‘Hé!’ bulder ik. ‘Blijf van mijn pijlen af! Als je pijlen wilt, koop je ze zelf maar. Deze zijn te duur om tegen een muur te gooien.’
‘Zul je niet eens voor eten gaan zorgen’ kaatst Grijsje. ‘We vergaan van de honger!’
‘Ik zie het’ is mijn reactie. ‘Die dikke is zelfs te slap om een pijltje te gooien’.
‘Wie is hier dik?’ mengt Bollie zich in het gesprek en dreigend tilt ze haar pootje met de laatste pijl erin in mijn richting. Ik wacht haar worp niet af en sluit de deur naar de gang, waarna ik naar de keuken ga om een blikje van het een of andere lekkers te pakken. Het is half twee geweest en voor de dames is het lunchtijd. Na de inhoud van het blikje in tweeën te delen en hun bakjes op de etensmat te hebben gezet, ga ik naar de kledingkast in de slaapkamer waar hun GRB-dartshirts hangen. Ik heb ze ingeschreven voor de Sterk Darts Masters in de Keure in Sluis, bij Kevin Vermeulen. Waarom? Ach, ze zullen nooit slechter presteren dan ik tijdens zo’n toernooi. Er is een kans dat ze een paar ronden overleven en later thuis gaan zitten gniffelen. ‘Het baassie kan dat niet, hè? Die verliest zelfs van Kevin Blomme.’ En bedankt hè. Zelfs als Kevin uit vorm is, heb ik de grootste moeite met hem. Goeie darter, die Kevin. Jammer dat we hem niet wat hogerop in de rankings zien.
Mijn spel is niet wat het een tijdje geleden was. Alhoewel de balans van mijn gooiwerk er beter uitziet, is het resultaat ver te zoeken. Dat betekent dus dat ik een hele hoop uren zal moeten steken in het wennen en het tot een routine maken van een anders opgebouwde worp. Geduld is dus het motto!
Maar, geduld kost tijd en tijd is door de laatste ontwikkeling van iets kortere duur geworden. Om precies te zijn heb ik een week of zes om op schot te komen, want dan wordt het SterkDarts Senior Championship 2022 gehouden. En weet je wat? Deze ouwe jongen heeft hiervoor een uitnodiging gehad in de vorm van een wildcard.
Voel ik me vereerd? Jazeker, zo trots als hond met zeven pauwstaartboskanaries. Thanks SterkDarts toernooi organisatie. Tot in juli in Poederoijen. En tot die tijd…oefenen; veel oefenen. Samen met die twee bontjassen van me.
Cees van Leeuwen.
Eén van mijn onderdestoelse stofsnuffelaars duikt triomfantelijk op vanonder een bijzettafel, met een brok Maine Coon droogvoer. Na een parade met de staart in de lucht en een rondedansje als was ze een Indiaanse sjamaan, laat ze het brokje weer vallen. Ze geeft er een hengst tegen met haar linker voorpoot (southpaws rule) en stormt er vervolgens achteraan. Tegen de tijd dat het brokje aan de andere kant van de kamer is, heeft ze het alweer ingehaald, ze geeft er nog een lel tegen en gaat er weer achteraan. Misschien moet ik eens denken aan een tredmolen. Da’s een eenvoudiger manier om haar aan haar dagelijkse lichaamsbeweging te laten komen. Alhoewel, zou dat ook even leuk zijn? Gezien de smile op haar smoelwerk zou dit best wel eens niet zo kunnen zijn. Bovendien heb ik het hier over een actie die bijna dagelijks terugkeert, dus zal er best wel een stuk arbeidsvreugde in zitten. Of zou het gewoon volharding zijn? Volharding is belangrijk, ook in de dartsport. Om me heen zie ik ze regelmatig. De volhouders die volhardend vasthouden aan het idee dat volhardend vasthouden vrolijke vrijetijdsbesteding is. Binnen deze context moeten we vooral de voortdurend volhardende Gallische miniheld Idéfix niet vergeten. Het niet-aflatende keffertje, waar je uiterst gallisch van wordt.
Om je heen glurend, zie je ze regelmatig tijdens je geliefde darttoernooien. Die gastjes, meestal mini, van wie de bek geen seconde stil staat. Is het niet om in bier te happen, dan is het wel om je de een of andere story te vertellen. Een verhaal waar je totaal geen interesse in hebt, laat staan behoefte voor voelt. Daarom, onder het mom van plotseling opkomende buikkrampen, of het verdrinken van je geliefde goudvis, maak je jezelf uit de voeten als je het keffertje in je vizier hebt gekregen.
Edoch, volharding is een heel belangrijke eigenschap voor pijlensmijters. Wanneer je niet in staat bent om tot in den treure door te gaan met het oefenen van cruciale punten in je spel, zul je nooit slagen. Klein, klein keffertje Taylor deelde dit jaren geleden al met de rest van de wereld. En hij had gelijk. Geen oefening; geen kunst! Natuurlijk denken sommigen dat darten sowieso geen kunst is en ze hebben gelijk. Wat tegenwoordig kunst genoemd wordt, komt ook bij mij meer over als een leuk trucje dan als kunst.
Ik vind dat de definitie van kunst fout is. Waarom? Omdat ik een eigen idee heb over kunst en dat idee kan niet toegepast worden op wat tegenwoordig kunst wordt genoemd. Rembrandt maakte kunst. Hij ging jaren in de leer bij Jacob van Swanenburgh uit Leiden en leerde van hem over materialen en technieken. Dit was voor Remmie het begin van het maken van kunst. Hij volgde een opleiding. Hedendaagse belangrijke kunstenaars, zoals bijvoorbeeld Andy Warhol, voorzien onder meer een foto van verschillende kleuren en resoluties en dit wordt dan kunst genoemd. Ik had dat ook gekund. Jij had dat ook gekund. Wij hadden dat allemaal gekund, want voor het bewerken van foto’s heb je geen specifieke, jarenlange opleiding nodig. Ieder kind kan dat. En zo zijn er veel voorbeelden te noemen van wat tegenwoordig voor kunst doorgaat.
Daarom wil ik de definitie van kunst aanpassen naar: ‘Een vaardigheid, voorafgegaan door vele jaren van opleiding die leiden tot meesterschap.’ Dan kunnen we alle uitingen die hier niet onder vallen van het wereldoppervlak verwijderen en hoeven we ook geen hoge subsidies te spenderen aan lui die het zich wel erg gemakkelijk maken in hun streven naar geldelijk gewin. Er blijven dan meteen miljarden Euries over voor de subsidiëring van onze volharding in de nationale dartsport. Ideetjûûhh…?
Cees van Leeuwen.
Hoe ouder ik word, hoe meer ik twijfel. De mens stamt niet af van Bokito, maar de mogelijkheid bestaat dat we een gemeenschappelijke voorouder met hem hadden. Die voorouder moet een interstellaire vreemdeling zijn geweest. Althans, volgens de Ancient Aliens Historici.
Nadenkend over dit bericht, moet ik mijn ideeën over mijn naasten drastisch bijstellen. Wat als die Ancient Aliens Hysterici gelijk hebben? Dan gaat je hele wereldbeeld toch naar de gallemiezen? Mijn wereldbeeld had al een flinke deuk opgelopen toen onze vrienden uit het Luxemburgse zich gingen bemoeien met het uitzenden van onze geliefde sport. Zoals gebruikelijk tijdens hun uitzendingen, werden we ook nu weer getrakteerd op de Rampzalig Treurige Lulkoek van de soort die de laatste tijd in onze sport schijnt thuis te horen. De behoefte om sporters neer te halen met ongepaste grappen en opmerkingen omdat ze niet favoriet zijn, of die niet bij iemands leeftijdsgroep horen, kan bijna belachelijk genoemd worden. Aan het prille begin van hun uitzendingen, heb ik een keer richting een commentator gereageerd met het verzoek om op een iets minder kinderachtige manier het publiek van informatie te voorzien. Hij antwoordde dat hun aanpak niet bedoeld was voor kenners van de sport, maar voor de onwetende meerderheid van de kijkers.
Stel je daarom eens voor dat er zestigduizend darters in Nederland rondhangen (waarvan dertigduizend aangesloten) en dat de wedstrijden gevolgd worden door, bijvoorbeeld, tweehonderdduizend kijkers. Dan houdt dit in dat het grootste deel van de kijkers niet voor vol wordt aangezien en als kleine kinderen behandeld moeten worden. Dit horend zou je bijna op zoek gaan naar een zender uit een ander land.
Maar dit is allemaal verleden tijd. Er wordt een uitzender uit een ander land gepresenteerd. Het liefst had ik voortaan mijn beelden uit de UK gekregen, maar helaas komt sport nu vanuit Scandinavië en wordt het uitsluitend via de plee uitgezonden. Daar hebben we dus ook niets meer aan. Shitzooi! Er moeten weer tientallen Euro’s per maand uit de zak geklopt worden om in onze behoefte aan ontspanning door sport te voorzien. Zelfs voor mijn kijkgenot waar het de Formule 1 betreft.
Nou ja! Na het fabuleuze spel bij de laatste vier en in de finale, kunnen we weer helemaal tevreden terugkijken op een geslaagd WK. Behalve dan voor degenen die positief werden bevonden. Zonde en helaas. Het had zoveel beter kunnen aflopen. We hebben wel een goede winnaar en een nummer twee die ik deze keer de winst had gegund. Maar ja, niet alles in dit leven gebeurt zoals we het zouden willen.
Na die derde dag van de eerste maand van het nieuwe jaar gaat het leven weer gewoon zijn maatregel-gebonden gang. Nog negentien dagen tot aan de wereldwijde viering van mijn geboortedag en dan gaat mijn persoonlijke nieuwe jaar ook weer van start. Jaar drieënzeventig en ik voel me nu al moe worden. Zou het corona zijn? Moet ik ergens een wattenstaafje in steken? Heb ik voornemens? Zeker heb ik die. Iedere dag sporten. Lekker eten en zorgen voor iedereen waarom ik geef. We hebben allemaal iets nodig wat ons in deze tijd van ellende bezighoudt. Daarom: Films; veel films. Sciencefiction heeft mijn grootste aandacht. Ik ben nu al benieuwd naar Zack Snyder’s cut. Vier uur duurt die. Heerlijk!
Cees van Leeuwen.
In een reactie op de fluit van de scheidsrechter staat de dooie Italiaan weer op en neemt, vrolijk glimlachend, weer deel aan het spel.
Terwijl ik hier naar zit te kijken, komt het bij me op dat die fluit van de scheidsrechter magische krachten moet hebben. Aan de andere kant kan het natuurlijk ook de omgeving zijn die dit veroorzaakt en heeft de scheids zijn fluitje er weinig mee van doen. Je ziet het namelijk vaker gebeuren, dit herrijzen uit een duidelijk terminale situatie. Alhoewel… Je ziet het in alle landen, maar welbeschouwd toch iets meer in de landen rond de Middellandse Zee. Zou dat er iets mee te maken hebben? Zou het klimaat wat daar heerst verantwoordelijk zijn voor deze wonderen? Dat zou een reden kunnen zijn waarom zovelen van ons er ieder jaar weer naar smachten om af te reizen naar de wonderlijke zuidelijke gebieden.
Voetbal. Eigenlijk kijk ik er niet zo vaak naar. Een enkele keer wanneer mijn kluppie speelt, of de Oranje-leeuwen. Nou ja, leeuwen. De laatste jaren zijn het in mijn ogen niet meer dan poesjes die de truc van het doodvallen en pas weer opstaan als je een vrije trap mee krijgt, niet beheersen. Als zo’n Hollander tegen het dek gaat, doe ik hetzelfde als de scheids. Ik ga krom van het lachen over de overdreven, overduidelijke schwalbe die vertoond wordt. Of zoals die arme de Ligt. Terwijl je aan het vallen bent nog even een klap met het handje tegen de bal geven. Hij dacht zeker dat die vijftig camera’s rond het veld toevallig uit stonden. Voor mij was dat de actie van het jaar, vooral omdat hij in het latere interview verklaarde dat hij de bal per ongeluk raakte. Ja, ja! Niet dat ze daardoor verloren hebben, dat lag al veel eerder vast. Zo ongeveer ten tijde van de geboorte van een tweeling. Nee, niet Witsche, alhoewel je om hun vader heel goed kon lachen. Nee, dit betreft een hele andere Pipo.
Fans. Welbeschouwd is het fandom van beoefenaars van een sport een vreemd item. Niet meer, of minder, dan het teren op andermans prestaties. Een soort van parasitisme, dus. Of is het een soort drug? De fan voelt zich goed en zelfs euforisch als het onderwerp van zijn fandom iets goeds gedaan heeft. Misschien moet ik de dopinglijsten er eens op naslaan. Fandom: Drug, verslavend voor volwassenen. Bij gebruik door kinderen kan het leiden tot verhoogde prestaties om de top in een sport te bereiken. Dus er zit een goede kant aan het fandom. Iets wat je niet zou zeggen als je bepaalde voetbalfans tekeer ziet gaan.
Ik voel een drang in mij opkomen om over dit onderwerp te filosoferen. Wanneer vindt de omslag plaats? Wanneer besluit het kind in ons dat het fandom niet de weg is naar de top, maar het pad naar hooliganisme? Zou het de puberteit zijn? Je weet wel, die periode in je leven wanneer alles om je heen afgebroken moet worden omdat je het er niet mee eens bent en omdat je het allemaal beter weet en kunt. De tijd dat je over eindeloze energie kunt beschikken. Misschien is dat het. Uiteindelijk blijken het bijna allemaal snotneusjes te zijn, als je de beelden uit het journaal bekijkt.
Ik heb het! ‘Eureka!’ Roept de oude Griek. Fandom is goed voor kinderen, slecht voor pubers en uiteindelijk maakt het van alle volwassenen hooligans. Vijftien miljoen bondscoaches die zich als een kudde gieren storten op die ene bondscoach die het geluk had te worden gekozen om op de tv te verschijnen. Het is tenslotte allemaal zijn schuld. Hij liep daar in het veld de bal naar de andere partij te schoppen. Niet de overbetaalde, arrogante mannequins die negentig minuten lang naar een werkende camera lopen te speuren.
Houd me ten goede, ik ben er ook niet zo wild op om naar het darten te kijken. Veel te saai. Dat doe ik liever zelf. Ik kijk liever naar het tennis bij Wim, of het fietsen van Ted en Arrière. Wie? Wat? Ach, jullie kennen ze niet? Wim Bledon en Ted en Arrière de la Course. Zolang ik het tennis en de Tour kijk doen die gasten mee. Dat zijn échte sportmensen. Jaar in, jaar uit zijn ze van de partij en altijd in de beste posities.
En dan hebben we ook nog een hardrijder die het goed doet. Moest je vroeger vaak aan de politie ontsnappen, knul? Baby Driver. Paul en Art zongen er in 1970 al over en Edgar Wright maakte er een leuke film van, in 2017. Formule Eén, een sport waar je mij voor wakker mag maken, alhoewel dat helemaal niet nodig is, want als er F1 wordt vertoond, zit ik allang klaarwakker gereed in mijn stoel om het spektakel te zien. Go Max!
Cees van Leeuwen.
Het Kabeldier: Net zoiets als een fabeldier, maar dan gevlochten. Zo ongeveer zoals die ene hoorn van een eenhoorn. Het Kabeldier wordt voornamelijk gevonden in bosrijke gebieden, rondom weilanden en soms bij vangrails langs de snelweg. Het geluid van het Kabeldier varieert van 'Woef!' tot 'Waf!' en heeft een predominante klagelijke ondertoon.
Het seizoen waarin we het Kabeldier gebruikelijk op kunnen merken, ligt tussen het begin van de maand juni en het einde van augustus. Een periode die, grappig genoeg, overeenkomst vertoont met de grote trek van laaglandse vogels naar zonniger gebieden rond de Middellandse Zee.
Onlangs is hier een opvallende nieuwe periode bijgekomen. Niet een andere vogeltrek naar zuidelijke gebieden, maar een periode die, curieus genoeg, samenvalt met het aangekondigde einde van de incarceratie-periode van de bewoners van de Laaglanden aan de oostelijke kust van de Noordzee; d'n Ôllanders. Deze periode gaat niet specifiek over het Kabeldier, maar over een naaste verwant, de Corona-puppy. Specifieke locaties waar hordes Corona-puppy's plegen samen te komen worden over het algemeen asielen genoemd. Om nog onduidelijke redenen lijken veel Corona-puppy's deze plaatsen te prefereren boven de al dan niet diervriendelijke, omgeving van een Ôllands huisgezin.
De vakantie komt er weer aan en daarmee ook de grote voorjaarsschoonmaak van huisdieren. Ik kan me kapot ergeren aan de mentaliteit die schuil gaat achter het doen en laten van degenen die het, elk jaar weer, in hun hoofd halen om hun geliefde huisdier te dumpen.
Doodziek word je van de bleek vertrokken bekjes van het kindergrut wat na de vakantie, eenzaam en verlaten achterblijft omdat hun geliefde speelkameraadje het huis uit moest. Twee, of drie weken zon aan de Middellandse Zee zijn belangrijker dan het leven van een mede-aardgenoot. Om maar niet te spreken van de geestelijke gezondheid van het eigen grut. Die blijven achter met de vraag of zij mogelijk ook, ergens in de maand juni, aan een boom gebonden zullen worden als besloten is, dat er geen plek voor hen is tijdens de vakantieperiode.
Je ziet het zo voor je: 'Goedemorgen, Bureau Coronapuppy's. Waarmee kan ik u van dienst zijn?...
Uhuh... Ik begrijp het. En u heeft deze kinderen samen met hun puppy aangetroffen langs de A27?... Ok, die locatie ken ik. Ik stuur meteen een wagen langs. Als u zo vriendelijk wilt zijn om onze auto op te wachten. Dank u. Hij zal er over ongeveer een kwartiertje zijn om de puppy van u over te nemen...
Wat zegt u? De kinderen? O ja, da's een ander probleem. Misschien kunt u ons helpen door ze af te geven bij een AZC? Ja? Dank u. Fijne dag verder.'
Na de telefoon weer te hebben neergelegd draait de vriendelijke dame zich weer naar mij en zegt: 'Het begint echt een probleem te worden, die lockdown. Iedereen thuis, iedereen tegen de muren op van ellende. Kinderen zeuren je kop gek en dan duik je in de advertenties om een huisdier voor ze te vinden, dan kunnen ze zich daarop uitleven.
Nu gaat het ernaar uitzien dat de beperkingen vrij snel opgeheven gaan worden en dus wordt het huisdier een overbodige luxe. Bovendien heeft pa het wel gehad met het feit dat hij steeds opdraait voor het uitlaten van het mormel. Dus, dumpen die handel!'
'Ja, maar', begin ik. 'Ja maar, hoe zit het dan met die kinderen? Afzetten bij een AZC? Kan dat zomaar?'
'Geen idee. Dat kwam toevallig bij me op. Da's namelijk niet mijn pakkie-an, begrijp je? Ik zit hier uitsluitend voor het spul met de vier poten. De vierpotige medemens, zogezegd. Niet voor de tweebeners. Die hebben hun eigen instanties.' En ze draait zich van me weg, staat op uit haar stoel en galoppeert naar de ruif met hooi aan de andere kant van het weiland. Het is lunchtijd.
Volkomen verbijsterd blijf ik achter en na een korte overweging besluit ik om mijn weg maar te vervolgen. Mijn gedachten dwalen weg, naar plaatsen waar respect en gevoel voor elkaar bestaan. Ergens in de buurt van een Manor-house met een Lancelot 'Capability' Brown geïnspireerde tuin. Een hele grote tuin waar we misschien een tent in kunnen zetten. Eentje waar je een darttoernooi in zou kunnen houden. De Sterk Darts Dorset Masters, bijvoorbeeld. Er staat wél een muur omheen. Een hoge muur.
Cees van Leeuwen
De weg waarop ik rijd, ligt in een perfecte cirkel. Op regelmatige afstanden zijn er aftakkingen; vier in totaal. Om me heen hoor ik de geluiden van hoorns die klagend, of woedend, hun misnoegen uiten over mijn hinderlijke aanwezigheid en ik kom tot de conclusie dat de cirkel eigenlijk best wel klein is. Zo klein zelf dat ik er als enige op kan rijden, terwijl de eigenaars van de hoorns om me heen weinig tot geen kans krijgen om zich bij me te voegen. Af en toe is er een enkeling die met veel motorgeraas kans ziet om achter mij langs te glippen, om dan zo snel mogelijk via de volgende aftakking weer te verdwijnen. Intussen zijn vuist met gestrekte middelvinger heffend alsof hij mij duidelijk wil maken dat hij het niet eens is met mijn aanwezigheid en mijn actie. Nu dit onder mijn aandacht is gebracht en ik wat meer om me heen kijk, valt het me op dat er meer zijn die dit gebaar hanteren. Wacht eens… Ze doen het allemaal. Zou het een teken van herkenning zijn? Of van erkenning, misschien? Geen idee, maar het ziet er wel grappig uit. Ik zwaai terug. Je moet wát, tenslotte.
Opnieuw wordt mijn aandacht getrokken. Dit keer door een aanzwellend geluid en in de verte zie ik een aantal blauwe lampen opflitsen en ik hoor een muzikale begeleiding van drietonige hoorns. Het geheel komt snel naderbij en is best wel interessant, maar daar kan ik me even niet mee bezighouden. Mijn aandacht wordt volledig in beslag genomen door het telefoongesprek wat ik aan het voeren ben. Dit is belangrijk. Zo belangrijk zelfs dat ik ertoe ben overgegaan om op de cirkel te gaan rijden met mijn stuur in een linkse stand, zodat ik in een constante bocht blijf voortbewegen. Dit geeft mij de gelegenheid om mij voor honderd procent aan het telefoongesprek te wijden zonder op mijn voertuig te hoeven letten. Een cirkel is uiteindelijk een rechte lijn die zichzelf in de staart bijt en als je erop blijft rijden maak je gewoon je kilometers.
De blauwe lampen, inmiddels, zijn achter de samenklonterende rij voertuigen gestopt en ik zie een paar donker geklede mensen met petten op in rap tempo op de cirkel afkomen. Waarom dat dan…? Ho, ho, ho!
Nee, niet Nick Kringle. Die komt de vijfentwintigste december pas weer langs en hij gebruikt geen paardenkrachten, maar rendierkrachten. Wacht eens even… Sjips, zouden ze voor mij komen?
Mijn gedachten los rijtend van mijn telefoongesprek neem ik de omgeving wat nauwkeuriger in mij op en ik kom met gierende mentale remmen tot stilstand in het besef dat ik mij wel eens in een penibele situatie zou kunnen bevinden. Er is maar één oplossing: wegwezen hier!
Aangekomen bij de tegenover de snel naderende politieagenten gelegen aftakking, draai ik mijn stuur, neem de afslag en maak met een krampachtig neergedrukt gaspedaal dat ik wegkom.
“John, sorry, maar ik moet heel even iets anders doen. Daarom, even snel recapitulerend, je bent op zoek naar een column met als topic het reilen en zeilen in de dartswereld. En dan als bijkomend extraatje, een soort toefje op de kers, zeg maar, hier en daar een woord over jouw eigenste organisatie: Sterk Darts? Lijkt me een strak plan. Ik zal eens bij mezelf te rade gaan wat ik voor je kan betekenen. Bel me wanneer je tijd hebt om wat meer in detail te treden.”
Ik scheur plankgas verder in mijn Mazda 2-tje om uit handen van de politie te blijven, maar dat is helemaal niet nodig. Ze hebben hun handen vol met het regelen van de chaos die door mijn toedoen op het rotondetje is ontstaan.
In de verte hoor ik meer sirenes en zie ik de oranje zwaailichten van bergingsvoertuigen dichterbij komen. Zou er een ongelukje gebeurd zijn? Zal de een of ander wel weer eens geen voorrang hebben gegeven. Sukkels!
Liontári Óra